Uit een peiling blijkt dat de meerderheid van de Vlamingen vertrouwen heeft in de nieuwe federale regering. Maar uit diezelfde peiling blijkt dat een overgrote meerderheid ‘niet bereid is langer te werken’ en ‘niet wil bijdragen aan het dichten van het gat in de begroting’. Nochtans is net dat één van de pijlers van het nieuwe federale regeerakkoord: (geleidelijk) langer werken om het gat in de begroting te dichten en zo de pensioenen in de toekomst financierbaar te houden. Het lijkt dan ook erg paradoxaal dat binnen dezelfde groep kiezers er dus meerderheden te vinden zijn voor compleet tegenstrijdige stellingen.
Tobback verwoordde deze paradox ooit als volgt: ‘ik weet wat ik moet doen, maar niet hoe ik daarna nog verkozen wordt’. De geschiedenis geeft hem nochtans ongelijk. Regeringen die de moed toonden om ‘onpopulaire’ maatregelen door te voeren, bleken bij de daaropvolgende verkiezingen alsnog ‘populair‘. De regeringen die net de zwaarste saneringen doorvoerden – Martens V en Dehaene I – wonnen de verkiezingen in 1985 en 1995! De stille meerderheid beseft dat er op lange termijn hervormingen nodig zijn, ook al worden ze daar op korte termijn zelf niet beter van.
Politici die hun kompas richten op de peilingen van het moment zullen op lange termijn het vertrouwen van de kiezer niet winnen. De meerderheid van de publieke opinie verwacht van de nieuwe regering dat het land terug op orde gezet wordt. Pas aan het einde van de regeerperiode zullen ze hun oordeel vellen op basis van de resultaten. Er is maar één manier voor de Arizona-regering om het vertrouwen van de kiezer te behouden en dat is door de pijnlijke hervormingen op korte termijn door te voeren, om op lange termijn de resultaten ervan te kunnen tonen. De daad bij het woord voegen, dat is nog altijd het fundament voor elk vertrouwen, binnen en buiten de politiek.